Over olieverf op doek: Ik hou van eenvoud, van eenvoudige middelen als verf en een borstel, van de ruwheid van het linnen, de geur van het atelier. Een eeuwenoud medium dat moeiteloos standhoudt tussen staal en beton.
Over mijn werkwijze: Ik start met een object – het lege doek – en door het overbrengen van wat ik zie, door het ingespannen aanbrengen van verf, wordt het een soort bezield object, waar je plots voorzichtig mee omspringt, waar je een plaats voor uitzoekt. Het wordt iets delicaat, iets waarover je moeilijk kritiek aanvaardt.
Ik heb geen beeld dat bij voorbaat vastligt. Hoogstens een gevoel. Ik probeer compromissen te sluiten, keuzes te maken, en daaruit moet iets moois tevoorschijn komen. Er zijn andere compromissen mogelijk. Maar het is het beste dat ik ervan kan maken.
Over de onderwerpen: Ik schilder alles wat voorhanden is. Mensen, mezelf, alledaagse voorwerpen. Je kan alles schilderen. Het meest gewone voorwerp kan je op die manier verbannen naar een leven na de dood.
Over traagheid: Schilderen is voor mij een traag proces, het vergt soms weken, soms maanden. Onderweg kan er van alles gebeuren. De traagheid is nodig om het werk tot rust te brengen.
Over stilte: Schilderen maakt mij stil. De radio in mijn hoofd wordt uitgezet. Die verstilde momenten van het alleen werken, het eenzame proces, probeer ik weer te geven.
Over leren: Aan het SLAC werd ik begeleid door 2 fantastische leraars, Luc Oeyen en Philippe De Smedt. Zij leerden mij, naast het métier, ook bescheiden te blijven. En ook dat schilderen een zoektocht is die nooit vrijblijvend is.
Eens het af is: Ik maak een werk om het maken zelf. Eens het af is moet het zijn eigen leven leiden. Je kan erover praten, zoeken naar betekenis, maar dat laat ik over aan woordkunstenaars. Het verandert de waarde van het werk toch maar alleen voor hen die dat willen. Echte kunst kan pas groot zijn als het de eeuwen overleeft.